50 miljoen wordt toegekend aan dienstenchequebedrijven zonder overleg met vakbonden
Vakbond ACV en middenveldorganisaties LEVL, Furia, Femma, Netwerk tegen Armoede, Vluchtelingenwerk Vlaanderen en Ella vzw zijn zeer teleurgesteld dat de 50 miljoen euro, voorzien in de Septemberverklaring, als blanco cheque is toegekend aan de dienstenchequebedrijven.
Enkel in de dienstenchequebedrijven die onder de gezinszorg vallen is er een akkoord tussen vakbonden en werkgevers over de besteding van de middelen. In de andere bedrijven beslist de werkgever eenzijdig over de besteding.
De Vlaamse regering legt de bedrijven wel de verplichting op om minstens 20% van het extra budget te besteden aan koopkracht voor de werknemers. Dat juichen we toe als een eerste, kleine stap naar de conditionering van de subsidies. Maar het is ruim onvoldoende. Het is ook totaal niet duidelijk hoe de werkgevers dit zullen waarmaken. In ieder geval, over de resterende 80% van deze extra subsidies dienen de bedrijven geen enkele verantwoording af te leggen.
Van een sector die voor 70% gesubsidieerd wordt met gemeenschapsmiddelen verwachten we een minimum aan kwaliteitsvoorwaarden. Niet de grote bedrijven hebben deze financiële steun nodig, maar de huishoudhulpen zelf. Zij hebben nood aan betere arbeidsomstandigheden en verhoogde koopkracht, een betere regeling voor de terugbetaling van de onkosten en investeringen in preventie en welzijn.
De regering past het eigen mantra ‘werken moet lonen’ blijkbaar niet toe op de werknemers in de dienstenchequesector. Deze 90.000 werknemers (in Vlaanderen - in totaal 150.000 in België) bestaan voor 98% uit vrouwen. Meer dan de helft heeft een migratieachtergrond, en het grootste deel is kortgeschoold. Al deze factoren zorgen al voor een verhoogd armoederisico. Ze werken bovendien in een geïsoleerde omgeving en staan in een veel moeilijkere onderhandelingspositie dan doorgaans het geval is in andere sectoren. Het is net hún arbeid die het betaald werk voor anderen mogelijk maakt. Toch bungelen hun lonen onderaan de ladder. Ze hebben vaak de keuze tussen amper de touwtjes aan elkaar knopen en financiële afhankelijkheid van een partner.
Beleidsmakers die zich verstoppen achter de jobbonus als koopkrachtmaatregel, zijn blind. Voor werknemers in de dienstenchequesector betekent dit helemaal geen structurele verbetering. De financiële ‘boost’ is enorm beperkt omdat het overgrote deel (90%) (noodgedwongen) deeltijds werkt.
Helaas moeten we besluiten dat de regering een grote kans liet schieten. Bedrijfsomzet krijgt voorrang op de belangen van de werknemers. Door de middelen zonder enige nuance of voorwaarde toe te kennen aan alle dienstenchequebedrijven zal 50 miljoen euro belastinggeld voor een groot deel rechtstreeks in de zakken van aandeelhouders terechtkomen.
Uitzondering is de sector van de gezinszorg, waar zo’n 5.000 huishoudhulpen met dienstencheques werken. Werkgevers en vakbonden kwamen er overeen dat het extra budget zal besteed worden aan een eenmalige koopkrachtversterking voor de huishoudhulpen en er verder zal geïnvesteerd worden in welzijn en omkadering. We betreuren dat Minister Brouns dit voorbeeld niet als basis genomen heeft voor heel de sector.